|
Post by Remco on Jun 17, 2005 10:34:02 GMT 1
Een zuigende behoefde, Tref ik alleen aan in mijn doos. Als het water uit de hemel komt vallen, Is iets droogs vinden dan ook kansloos.
Drankwinkels zijn gesloten, Het is al veel te laat. Ook moet ik nog een slaapplaats vinden, Voor de nieuwe dageraad.
Stoeptegel tellend, Slenter ik door de grote stad. Met mijn verlepte doos in handen, Ben ik het spuugzat.
Verlaten en vergeten, Lopen de mensen om mij heen. Vroeger was alles anders. Vroeger was ik was een fenomeen.
Als mist voor de zon, Zoals waterdamp veranderd in regen. Ineens was alles weg, Vanwege een paar verzwaarde dobbelstenen.
Nu lopend met de ziel onder mijn arm. En geen rooie cent op zak. Moet ik zien te overleven, Met een kartonnen doos en als deken een haverzak.
De hoek omdraaiend, Zie ik de hulpverleners in het pand. Ook daar wil ik niet wezen, Want zelfs daar heb ik een betalingsachterstand.
Ga stil zitten in een hoekje, Het is zo verschrikkelijk koud. Eventjes mijn ogen dicht, En zie ineens een licht van goud.
Op een plek waar niet iedereen kan wezen, Voel ik mij vredig en volmaakt. Hier tussen al die mensen, Sta ik heel erg poedelnaakt.
Geen mens die er van opkijkt. Wij zijn hier allen gelijk. Geen verschil tussen de mensen, En zeker geen verschil tussen arm en rijk.
|
|