Post by Jasper on May 14, 2005 18:05:02 GMT 1
Ondenkbaar
Een kluizenaar zat op een dag in zijn grot te denken aan wat er allemaal veranderen moest in deze wereld, en hij wilde het opschrijven, maar een pen had hij niet. (De dichtstbijzijnde kantoorboekhandel lag vijfduizend kilometer van zijn woning -dat is duizend uur lopen, wanneer hij onderweg geen pauze zou nemen.)
Hij begon over dit probleem na te denken, maar hij weigerde het filosoferen te noemen, omdat hij vond dat dat woord voor veel te veel verkeerde bezigheden gebruikt werd.
Hij bedacht toen dat hij wellicht zelf een pen kon maken, van alle beschikbare grondstoffen die er in de grot aanwezig waren, maar hij moest eerlijk toegeven dat hij helemaal niet wist hoe een pen er uitzag. (Laat staan wat hij er mee aan moest.)
Want wat was schrijven nou eigenlijk. Hij wist niet eens dat hij ook papier nodig had, dus het was maar goed dat hij die pen nooit gemaakt heeft, anders had hij nog veel meer problemen moeten opschrijven.
Problemen die hij niet zou kunnen opschrijven.
Hij leerde wel van dit voorval.
Als hij niet wist wat een pen was, en zich eigenlijk bar weinig kon voorstellen bij het fenomeen schrijven, dan zou het best eens zo kunnen zijn dat zijn hele wereldbeeld verkeerd was, want hij kende niet veel meer van de wereld dan die armetierige grot.
Het enige wat hij kon was nadenken, daar had hij niemand anders bij nodig, daar was hij immers kluizenaar voor.
Of was hij misschien kluizenaar doordat hij niet nadenken kon?
Hij kon wel zoeken, in de zin van rondsnuffelen, maar hoe meer hij er over nadacht, hoe minder hij zich kon voorstellen bij het vinden.
Wanneer hij niet kon vinden, dan zou hij hoogstwaarschijnlijk ook geen mening kunnen hebben want hij zou nergens iets van vinden.
Zo ontdekte hij dat hij helemaal niets wist.
Hij was vanaf zijn geboorte al kluizenaar, dus er was niemand geweest die hem wat nuttige tips had gegeven.
Nadenken kon hij dus ook al niet. Mooie boel was dat.
Wel kon hij geluid maken, en zelfs een beetje grommen, al deed de wolf die soms langs kwam dat veel overtuigender.
Dat was ook de reden dat de kluizenaar meestal in een boom klom, en niet de wolf.
Hij kon helaas van de wolf niet zo veel leren, want die was geen kluizenaar.
Een kluizenaar zat op een dag in zijn grot te staren, wilde hij kunnen denken, dan moest er nog heel veel veranderen in zijn wereld.
Had `ie maar geen kluizenaar moeten worden, zei de wolf.
Jasper Langedijk
240195
Een kluizenaar zat op een dag in zijn grot te denken aan wat er allemaal veranderen moest in deze wereld, en hij wilde het opschrijven, maar een pen had hij niet. (De dichtstbijzijnde kantoorboekhandel lag vijfduizend kilometer van zijn woning -dat is duizend uur lopen, wanneer hij onderweg geen pauze zou nemen.)
Hij begon over dit probleem na te denken, maar hij weigerde het filosoferen te noemen, omdat hij vond dat dat woord voor veel te veel verkeerde bezigheden gebruikt werd.
Hij bedacht toen dat hij wellicht zelf een pen kon maken, van alle beschikbare grondstoffen die er in de grot aanwezig waren, maar hij moest eerlijk toegeven dat hij helemaal niet wist hoe een pen er uitzag. (Laat staan wat hij er mee aan moest.)
Want wat was schrijven nou eigenlijk. Hij wist niet eens dat hij ook papier nodig had, dus het was maar goed dat hij die pen nooit gemaakt heeft, anders had hij nog veel meer problemen moeten opschrijven.
Problemen die hij niet zou kunnen opschrijven.
Hij leerde wel van dit voorval.
Als hij niet wist wat een pen was, en zich eigenlijk bar weinig kon voorstellen bij het fenomeen schrijven, dan zou het best eens zo kunnen zijn dat zijn hele wereldbeeld verkeerd was, want hij kende niet veel meer van de wereld dan die armetierige grot.
Het enige wat hij kon was nadenken, daar had hij niemand anders bij nodig, daar was hij immers kluizenaar voor.
Of was hij misschien kluizenaar doordat hij niet nadenken kon?
Hij kon wel zoeken, in de zin van rondsnuffelen, maar hoe meer hij er over nadacht, hoe minder hij zich kon voorstellen bij het vinden.
Wanneer hij niet kon vinden, dan zou hij hoogstwaarschijnlijk ook geen mening kunnen hebben want hij zou nergens iets van vinden.
Zo ontdekte hij dat hij helemaal niets wist.
Hij was vanaf zijn geboorte al kluizenaar, dus er was niemand geweest die hem wat nuttige tips had gegeven.
Nadenken kon hij dus ook al niet. Mooie boel was dat.
Wel kon hij geluid maken, en zelfs een beetje grommen, al deed de wolf die soms langs kwam dat veel overtuigender.
Dat was ook de reden dat de kluizenaar meestal in een boom klom, en niet de wolf.
Hij kon helaas van de wolf niet zo veel leren, want die was geen kluizenaar.
Een kluizenaar zat op een dag in zijn grot te staren, wilde hij kunnen denken, dan moest er nog heel veel veranderen in zijn wereld.
Had `ie maar geen kluizenaar moeten worden, zei de wolf.
Jasper Langedijk
240195