Post by Jasper on May 9, 2005 22:29:35 GMT 1
Lezen
Vanavond lezen we 'Kees de jongen' uit. Van Theo Thijssen, 1929. De afgelopen week hebben we iedere avond een aantal hoofdstukken daaruit voorgelezen. Dat voorlezen is een heerlijke, al in de eerste week van ons bestaan ontstane bezigheid. Toen we net een week samen waren, op de Oudegracht, en ik bij wijze van hoge uitzondering ziek was geworden, lag ik alleen maar in een wakende coma van koorts zielsgelukkig te zijn. Ik kan me van die tijd ook niets van de ziekte herinneren, en wel van het gelukkig zijn. Actief nadenken of actief doen waren op dat moment onmogelijk. ‘s Avonds (op een avond) vroeg Marijn of ik voorgelezen wilde worden. Daar was ik wel voor te vinden. Ze las een boek van één of andere Ierse schrijver, in een Nederlandse vertaling. Het boek was weinig boeiend, maar dat viel niet op. Ik kon op dat moment niet door hebben dat het niet alleen klonk als een soort opsomming van hoofdzakelijk namen en plaatsen waar die namen dan vandaan kwamen, geboren waren, heen gingen of woonden. Later werd dat daadwerkelijk vastgesteld.
Toen ik beter was en zij even ziek werd, gelukkig niet zo erg als ik vlak daarvoor was geweest, las ik haar mijn dagboek voor. Deel 7 I. In dit dagboek heb ik twee jaar lang in toneel(stijl) geschreven. Mezelf en mijn omstandigheden opgesplitst in verschillende personages.
Later las ze 'Het Parfum' van Patrick Suskind, als ik mij niet vergis. Een bijzonder leuk boek om uit voorgelezen te worden. Om de één of andere reden las ze me tussendoor twee fragmenten uit 'Twee koffers vol’ van Carl Friedman (een vrouw, en Nederlands) voor. Dat klonk zo prettig dat ‘Het Parfum’ vergeten werd, en Carl Friedman bij pagina 1 werd opgeslagen. Toen dat in het geheel was voorgelezen, gingen we naar ‘Tommie Station’ van Mensje van Keulen. Daarbij lazen we om de beurt een hoofd stuk. Daarvoor had ik met respect geluisterd en gedacht dat zij zo mooi voorlezen kon. En ik niet. Bij ‘Tommie Station’ bleek dat ik ook niet onverdienstelijk kon voorlezen.
Vervolgens deden we ‘Aram en de Bende van de Boomstam’. Wie dat geschreven heeft, ben ik even vergeten. Tussendoor had ik het plan opgevat om ‘Kees de jongen’ te gaan voorlezen. Ik had bedacht dat ik het van Aat kon lenen. Toen ik hem vroeg of dat mocht, vertelde ik (verliefd als ik ben) dat ik het wilde voor lezen in bed aan Marijn. Hij gaf het me terug ik had het uit zijn kast genomen en pratend in zijn handen gelegd met de woorden "het is van jou".
Marijn hoorde mijn presentatie van het boek zowel enthousiast als met een licht verontrust opgetrokken wenkbrauwtje aan. Ik zei dat ik eerst het proloog zou voorlezen. Dat geeft zo veel weg van wat zo mooi is aan het boek en waarom je van de personage Kees houdt vanaf de eerste pagina waarop hij bestaat. Ze zei dat zo niet zo van prologen houdt. Dat was geen voorleesveto. Een pagina later hield ze net zo van Kees als ik, dat weet ik zeker. We hebben nu al zo’n tweehonderdvijftien pagina’s gehad.
Het boek kreeg bij iedere gelegenheid dat ik het las een nog grotere (meer )waarde. De eerste keer dat ik het las had ik ongeveer de leeftijd van Kees. Zo’n raak boek had ik nog nooit gelezen. Een jaar of vier later was ik dus ongeveer zestien toen ik het herlas. (= een expres kromme zin.) Op dat moment kon ik gefascineerd terugzien op dat wat ik nog steeds was, alleen een fractie minder, een fractie volwassener; minder kind. En toen ik achttien was, las ik het met nog meer afstand en werd ik weer overweldigd door de raakheid van het boek. Op mijn eenentwintigste of vlak daarvoor (het was vlak daarvoor) zette ik het als vanzelfsprekend op mijn examen literatuurlijst. Nee, niet uit luiheid, ik las hem in het engels. Het effect van deze herlezing was weer meer van hetzelfde, Het maakte dat ik vastbesloten was op elke vraag op het mondeling examen die de richting van Kees opging, zou beantwoorden met een argumentatie waarom ik over dat boek geen schoolvragen zou beantwoorden. Beleefd en welbespraakt, zodat de docente toch zou denken, wat een beleefde en welbespraakte jongen is dat, dat ‘ie zich zo discreet en gevoelig opstelt over zo een fijn boek.
De vijfde keer dat ik het lees is met mijn eigen Rosa Overbeek. Kan denk ik alleen nog maar overtroffen worden door het moment waarop ik onze twaalf jaar oude zoon of dochter voorlees. Of herlees op dat moment, dat ik het aan het kind heb gegeven, want ik denk dat hij of zij het liever zelf leest op die leeftijd.
En vanavond ronden wij het af.
Zie er tegenop, zoals ik er naar uitkijk.
Nog wat voetnoten:
Uit dagboek 9
20 december 1998
Jasper Langedijk
Vanavond lezen we 'Kees de jongen' uit. Van Theo Thijssen, 1929. De afgelopen week hebben we iedere avond een aantal hoofdstukken daaruit voorgelezen. Dat voorlezen is een heerlijke, al in de eerste week van ons bestaan ontstane bezigheid. Toen we net een week samen waren, op de Oudegracht, en ik bij wijze van hoge uitzondering ziek was geworden, lag ik alleen maar in een wakende coma van koorts zielsgelukkig te zijn. Ik kan me van die tijd ook niets van de ziekte herinneren, en wel van het gelukkig zijn. Actief nadenken of actief doen waren op dat moment onmogelijk. ‘s Avonds (op een avond) vroeg Marijn of ik voorgelezen wilde worden. Daar was ik wel voor te vinden. Ze las een boek van één of andere Ierse schrijver, in een Nederlandse vertaling. Het boek was weinig boeiend, maar dat viel niet op. Ik kon op dat moment niet door hebben dat het niet alleen klonk als een soort opsomming van hoofdzakelijk namen en plaatsen waar die namen dan vandaan kwamen, geboren waren, heen gingen of woonden. Later werd dat daadwerkelijk vastgesteld.
Toen ik beter was en zij even ziek werd, gelukkig niet zo erg als ik vlak daarvoor was geweest, las ik haar mijn dagboek voor. Deel 7 I. In dit dagboek heb ik twee jaar lang in toneel(stijl) geschreven. Mezelf en mijn omstandigheden opgesplitst in verschillende personages.
Later las ze 'Het Parfum' van Patrick Suskind, als ik mij niet vergis. Een bijzonder leuk boek om uit voorgelezen te worden. Om de één of andere reden las ze me tussendoor twee fragmenten uit 'Twee koffers vol’ van Carl Friedman (een vrouw, en Nederlands) voor. Dat klonk zo prettig dat ‘Het Parfum’ vergeten werd, en Carl Friedman bij pagina 1 werd opgeslagen. Toen dat in het geheel was voorgelezen, gingen we naar ‘Tommie Station’ van Mensje van Keulen. Daarbij lazen we om de beurt een hoofd stuk. Daarvoor had ik met respect geluisterd en gedacht dat zij zo mooi voorlezen kon. En ik niet. Bij ‘Tommie Station’ bleek dat ik ook niet onverdienstelijk kon voorlezen.
Vervolgens deden we ‘Aram en de Bende van de Boomstam’. Wie dat geschreven heeft, ben ik even vergeten. Tussendoor had ik het plan opgevat om ‘Kees de jongen’ te gaan voorlezen. Ik had bedacht dat ik het van Aat kon lenen. Toen ik hem vroeg of dat mocht, vertelde ik (verliefd als ik ben) dat ik het wilde voor lezen in bed aan Marijn. Hij gaf het me terug ik had het uit zijn kast genomen en pratend in zijn handen gelegd met de woorden "het is van jou".
Marijn hoorde mijn presentatie van het boek zowel enthousiast als met een licht verontrust opgetrokken wenkbrauwtje aan. Ik zei dat ik eerst het proloog zou voorlezen. Dat geeft zo veel weg van wat zo mooi is aan het boek en waarom je van de personage Kees houdt vanaf de eerste pagina waarop hij bestaat. Ze zei dat zo niet zo van prologen houdt. Dat was geen voorleesveto. Een pagina later hield ze net zo van Kees als ik, dat weet ik zeker. We hebben nu al zo’n tweehonderdvijftien pagina’s gehad.
Het boek kreeg bij iedere gelegenheid dat ik het las een nog grotere (meer )waarde. De eerste keer dat ik het las had ik ongeveer de leeftijd van Kees. Zo’n raak boek had ik nog nooit gelezen. Een jaar of vier later was ik dus ongeveer zestien toen ik het herlas. (= een expres kromme zin.) Op dat moment kon ik gefascineerd terugzien op dat wat ik nog steeds was, alleen een fractie minder, een fractie volwassener; minder kind. En toen ik achttien was, las ik het met nog meer afstand en werd ik weer overweldigd door de raakheid van het boek. Op mijn eenentwintigste of vlak daarvoor (het was vlak daarvoor) zette ik het als vanzelfsprekend op mijn examen literatuurlijst. Nee, niet uit luiheid, ik las hem in het engels. Het effect van deze herlezing was weer meer van hetzelfde, Het maakte dat ik vastbesloten was op elke vraag op het mondeling examen die de richting van Kees opging, zou beantwoorden met een argumentatie waarom ik over dat boek geen schoolvragen zou beantwoorden. Beleefd en welbespraakt, zodat de docente toch zou denken, wat een beleefde en welbespraakte jongen is dat, dat ‘ie zich zo discreet en gevoelig opstelt over zo een fijn boek.
De vijfde keer dat ik het lees is met mijn eigen Rosa Overbeek. Kan denk ik alleen nog maar overtroffen worden door het moment waarop ik onze twaalf jaar oude zoon of dochter voorlees. Of herlees op dat moment, dat ik het aan het kind heb gegeven, want ik denk dat hij of zij het liever zelf leest op die leeftijd.
En vanavond ronden wij het af.
Zie er tegenop, zoals ik er naar uitkijk.
Nog wat voetnoten:
- Het enige wat die Ierse schrijver heeft doen ontstaan, los van dat hij het eerste voorgelezen boek was, is de term ‘één of ander Iers gat’ wat werd gelezen op de plaats waar een nauwelijks uitspreekbaar Iers gat (en dat waren er veel) vermeld stond. Deze term wordt inmiddels zo nu en dan gebruikt wanneer een niet zo heel belangwekkend dorpje gemeld wordt in een ander boek. Zo kwamen we in ‘Het Parfum’ een aantal keer een ‘een of ander Frans gat’ tegen.
- 'Twee koffers vol’ is het boek waar de (recente) verfilming van draaide in de Utrechtse bioscopen op het moment dat wij nog niet bij elkaar aangesloten waren, maar wel samen wat dingen ondernamen (naar de Parade gaan). We spraken af er samen heen te gaan.
- Op een avond zaten we kaart te spelen (een kaartspel te doen) en de inzet was ‘wie de kaartjes voor Left Luggage moest betalen’. Die avond eindigde vlak nadat het spel drie uur achtereen gespeeld was en er een inmiddels irrelevant geworden winnaar was.
- We gingen nooit naar die film maar in plaats daarvan gaan we trouwen en kunnen we al zouden we het willen niet meer zonder elkaar.
Uit dagboek 9
20 december 1998
Jasper Langedijk