Post by Remco on May 16, 2005 13:52:50 GMT 1
Een dag in de schoenen van…
De zon scheen al door de ramen, en Stefan kon voelen dat het behoorlijk zweterig in bed was geworden. Nog met een kater van de vorige avond in zijn kop probeerde hij omhoog te komen tot een zithouding.
Uitrekkend en diep gapend probeerde hij zijn ogen open te doen, maar dat wou op dit moment nog niet echt lukken.
Nog beduusd van de hoeveelheid alcohol in zijn bloed, besteedde Stefan daar niet zoveel aandacht aan en gaf een zwaai aan zijn benen zodat deze zwaar op vloer terecht kwamen.
Nu wat beter bij zijn positieven gekomen probeerde hij toch nogmaals zijn ogen open te doen, maar toen er duidelijke prikkels richting zijn hersencellen gestuurd werd, doordrong het hem dat het echt niet lukte en raakte hij een beetje in paniek.
Hij probeerde met zijn vingers zijn oogleden van elkaar af te trekken, wat alleen een hoop pijn en frustratie opleverde.
Terug denkend in de grijze mist van zijn gedachten zag hij nog flarden van een potje seconden lijm die zijn vriend Paul had meegenomen om de vaas te repareren, die hij naar eigen zeggen vorige week had gebroken toen hij het aapje op de bal wou nadoen die hij die dag daarvoor weer in een televisieprogramma had gezien.
In zichzelf vloekend dat hij toch iets te ver was gegaan met het drinken gisterenavond, stond Stefan op en waggelde naar wat voor zijn idee de deur naar de badkamer was.
Met zijn armen zwaaiend op zoek naar de juiste weg, kreeg Stefan halverwege de kamer een helse pijn in de onderkant van zijn voeten. Hij schreeuwde en hupte als een goudvis die een kangaroe imiteerde terug naar het bed waardoor hij meteen de lamp op het nachtkastje een andere plaats gaf.
Met zijn vingers zijn voetzolen onderzoekend trok Stefan iets uit zijn voetzool vandaan wat verdacht veel van een punaise weg had.
Hadden die etterbakken dan ook nog punaises voor de deur neergelegd dacht hij terwijl hij de rest van de punaises uit zijn voetzolen verwijderde.
Na ongeveer 15 punaises per voetzool verwijderd te hebben, bedacht Stefan zich ineens een andere weg naar zijn badkamer waar hij misschien zijn ogen kon uitwassen en daardoor open kon krijgen.
Na een rustig weg zoekende vijf minuten, en een struikelend over kleren en andere gebruiksvoorwerpen tien minuten kwam Stefan dan toch in de badkamer aan waar hij onder de douche ging staan.
Hij gebuikte shampoo, zeep en zelf Dove met een kwart hydraterende crème maar zijn oogleden hadden nog steeds geen echtscheiding genoten.
Nog drijfnat van het water, omdat hij geen handdoek kon vinden strompelde Stefan terug naar het bed waar hij de telefoon pakte die naast zijn bed stond.
Ik moet de dokter maar gaan bellen. Dacht hij Die zal vast wel een oplossing weten voor mijn kleine probleempje.
Terwijl hij met zijn vingers de toetsen afging om te voelen welk nummer waar zat. Was hij blij dat hij toch wel vaker met het kantoor van de huisarts gesproken had, zodat hij nu het telefoonnummer uit zijn hoofd wist.
“Met mevrouw de Vries” Klonk het aan de andere kant van de lijn.
Mevrouw de Vries. Dacht Stefan. Zo heet mijn huisarts toch helemaal niet?. Ineens viel het kwartje.
“Sorry verkeerd verbonden.” Zei hij en hing snel weer op.
De tweede keer was echter ook niet echt succesvol, Hij kreeg een bandje met daarop de stem van de assistent die Stefan vertelde dat het Zaterdag was en dat je voor dokterszaken naar nummer ….. moest bellen, maar Stefan kon in die korte periode niet eens een pen en papiertje vinden laat staan dat hij het kon lezen. Het heeft toch geen zin. Bedacht hij. Ik weet niet eens die huisartsenpost te vinden.
Dan moet ik maar naar het ziekenhuis.
Stefan hing de telefoon op trok zijn kleren verkeerd om aan, die nog een uur in de wind stonken vanwege de kots en alcohol van gisteravond, en met zijn schoenzolen de rest van de punaises opruimend stuiterde hij de trap af op weg naar de buitendeur.
Eenmaal buiten aangekomen wist hij niet meer zo goed welke kant de bushalte op was, misschien was dat wel omdat hij meestal met de auto ging en een hekel aan het openbaar vervoer had.
Toevallig liep er net iemand voorbij, als hij tenminste zijn oren mocht vertrouwen. En met nog met een hese stem overgehouden van gisterenavond, vroeg hij de persoon in kwestie. “Weet u misschien waar de bushalte is?” “Daar staat die zie je hem niet?” Vroeg de stem op een beetje sarcastische toon .
“Welke kant is dat dan? Ik kan helaas niet zo goed zien.” Verklaarde Stefan echt niet wetend welke kan hij op moest kijken.
“O, sorry je kan niets zien” zei de stem. De persoon waarschijnlijk een vrouw wees met haar hand de kant op welke Stefan moest oplopen.
Van haar tweede begaande fout bijgekomen duwde de vrouw stinkende Stefan de juiste richting in.
Langs de muur vooruit schuivend kwam volgens de oren van Stefan het bushalte hokje al aardig in zicht.
En zijn oren de leidende factoor gevend en trots op zijn nieuwe verworven kracht stak hij zelfverzekerd over om naar het bushalte hokje toe te lopen.
De bonk kwam eerder dan de pijn toen hij met zijn neus tegen het hokje aanliep, maar als een stoere vent die geschikt is voor het leger, niets van het fenomeen aantrekkend liep hij om het bushaltehokje heen om de ingang te vinden.
“Kan iemand mij vertellen welke bus ik moet hebben naar het sint Lucius ziekenhuis” Schreeuwde Stefan in een vragende vorm toen hij in het hokje onder het afdakje stond.
Niemand antwoordde, dus Stefan ging er maar vanuit dat er niemand in het hokje bij hem stond.
Na een minuut of vijf stopte er een bus en Stefan ging al voelend langs de zijkant van de bus die eigenlijk al twee weken terug in de wasstraat gewassen had moeten zijn, naar de deur en vroeg aan de chauffeur.
“Weke bus gaat er naar het sint Lucius ziekenhuis”<br>“Dat is de bus 22” Zei de chauffeur.
“Oké bedankt.” Zei Stefan, en hij nam afstand van de bus en ging weer in het bushaltehokje zitten. En net op het moment dat hij ging zitten voelde hij het schaamrood op zijn wangen verschijnen.
Een anderhalf uur later gevoel stopte dan eindelijk een tweede bus. Stefan liep nogmaals naar de buschauffeur en vroeg.
“Welke bus is dit?” “Hier stopt alleen maar lijn tweeëntwintig jongeman.” Zei de buschauffeur.
“Hoeveel kost een kaartje naar het sint Lucius ziekenhuis?”
“Kost 2,20 euro” Zei de chauffeur.
Naar zijn portemonnee zoekend bedacht Stefan zich ineens dat hij deze thuis had laten liggen omdat hij in zijn alle haast naar beneden gekletterd was.
Hij vertelde de chauffeur van zijn probleem, en die was zo sociaal opgevoed dat Stefan voor gratis mocht meerijden zolang hij maar achterin de bus ging zitten.
In zijn zorgen weggedommeld niet wetend hoe lang hij over de busrit gedaan had, hoorde hij ineens de buschauffeur omroepen.
“Sint Lucius ziekenhuis.” Stefan stond op en liep naar de deur. Hij liep te treden naar beneden en toen hij net de laatste tree had verlaten hoorde hij de buschauffeur hem nog naroepen dat het ziekenhuis wel aan de andere kant van de weg was. Waar Stefan hem erg dankbaar voor was.
Stefan liep naar het geluid van de tikkende stoplichten toe. Wonder boven wonder ging dat allemaal zo goed dat hij naast de ANWB paal kwam te staan zonder overreden te worden door een automobilist. Het volgende probleem deed zich immers aan, Stefan wist niet meer of het langzaam tikken nou betekende dat je mocht oversteken of dat het toch dat snel tikkende geluid was.
Maar op zijn zintuigen vertrouwend had Stefan een snelle oplossing gevonden, hij luisterde gewoon naar de auto’s en het ritme van het tikken. Een plus een is twee en Stefan had de link al snel gelegd.
Ja dat blind zijn kreeg hij al aardig onder de knie. Dacht Stefan, of was het zijn kop in combinatie met die kater die misschien een beetje aan het opklaren was?
Eenmaal zonder kleerscheuren bij de eerste hulp aangekomen, Vroeg de vrouw achter de toonbak
“Zo kom je die tien strippenkaart vol maken Stefan?”
“Mijn ogen zitten een beetje aan elkaar geplakt.” Antwoordde hij lachend tegen Trudie, de zaterdag hulp die hij in de loop van het jaar al aardig had leren kennen.
“Hoe heb je dat dan voor elkaar gekregen?” Vroeg ze.
“Ik was mijn vaas aan het plakken met seconden lijm en toen kreeg ik jeuk in mijn ogen.” “Met een potje bier naast de televisie zeker” Maar dat hoorde Stefan niet omdat ze dat op een zeer zachte toon zei die alleen zijzelf kon verstaan.
“Jij hebt ook altijd wat hè? Nou kom maar mee dan” Zei Trudie, en duwde Stefan in een rolstoel die ze een wachtkamer binnen rolde.
Na ongeveer drie uur wachten, en anderhalf uur met zijn ogen in een bakje met stinkend spul geweekt te hebben stond Stefan al weer buiten. Maar dan wel met geopende ogen.
Hij zag nog wel steeds wazig, maar dat zou met een dag of twee over moeten gaan had de dokter verteld.
Maar hij kon tenminste weer dingen onderscheiden. En dat was op zich al een wereld van verschil.
Zich opeens bedenkend dat hij nog steeds geen cent op zak had begon Stefan aan de voettocht naar huis waar hij tegen zonsondergang aankwam. Iets waar hij dolblij mee was, want in het donker had was hij weer net zo stekeblind geweest als daarvoor.
Eenmaal binnengekomen liep hij naar boven en liet hij zich op zijn bed storten, hij was te vermoeid om zijn kleren uit te trekken.
Hij verviel in een diepe droomloze slaap.
De zon scheen al door de ramen, en Stefan kon voelen dat het behoorlijk zweterig in bed was geworden. Nog met een kater van de vorige avond in zijn kop probeerde hij omhoog te komen tot een zithouding.
Uitrekkend en diep gapend probeerde hij zijn ogen open te doen, maar dat wou op dit moment nog niet echt lukken.
Nog beduusd van de hoeveelheid alcohol in zijn bloed, besteedde Stefan daar niet zoveel aandacht aan en gaf een zwaai aan zijn benen zodat deze zwaar op vloer terecht kwamen.
Nu wat beter bij zijn positieven gekomen probeerde hij toch nogmaals zijn ogen open te doen, maar toen er duidelijke prikkels richting zijn hersencellen gestuurd werd, doordrong het hem dat het echt niet lukte en raakte hij een beetje in paniek.
Hij probeerde met zijn vingers zijn oogleden van elkaar af te trekken, wat alleen een hoop pijn en frustratie opleverde.
Terug denkend in de grijze mist van zijn gedachten zag hij nog flarden van een potje seconden lijm die zijn vriend Paul had meegenomen om de vaas te repareren, die hij naar eigen zeggen vorige week had gebroken toen hij het aapje op de bal wou nadoen die hij die dag daarvoor weer in een televisieprogramma had gezien.
In zichzelf vloekend dat hij toch iets te ver was gegaan met het drinken gisterenavond, stond Stefan op en waggelde naar wat voor zijn idee de deur naar de badkamer was.
Met zijn armen zwaaiend op zoek naar de juiste weg, kreeg Stefan halverwege de kamer een helse pijn in de onderkant van zijn voeten. Hij schreeuwde en hupte als een goudvis die een kangaroe imiteerde terug naar het bed waardoor hij meteen de lamp op het nachtkastje een andere plaats gaf.
Met zijn vingers zijn voetzolen onderzoekend trok Stefan iets uit zijn voetzool vandaan wat verdacht veel van een punaise weg had.
Hadden die etterbakken dan ook nog punaises voor de deur neergelegd dacht hij terwijl hij de rest van de punaises uit zijn voetzolen verwijderde.
Na ongeveer 15 punaises per voetzool verwijderd te hebben, bedacht Stefan zich ineens een andere weg naar zijn badkamer waar hij misschien zijn ogen kon uitwassen en daardoor open kon krijgen.
Na een rustig weg zoekende vijf minuten, en een struikelend over kleren en andere gebruiksvoorwerpen tien minuten kwam Stefan dan toch in de badkamer aan waar hij onder de douche ging staan.
Hij gebuikte shampoo, zeep en zelf Dove met een kwart hydraterende crème maar zijn oogleden hadden nog steeds geen echtscheiding genoten.
Nog drijfnat van het water, omdat hij geen handdoek kon vinden strompelde Stefan terug naar het bed waar hij de telefoon pakte die naast zijn bed stond.
Ik moet de dokter maar gaan bellen. Dacht hij Die zal vast wel een oplossing weten voor mijn kleine probleempje.
Terwijl hij met zijn vingers de toetsen afging om te voelen welk nummer waar zat. Was hij blij dat hij toch wel vaker met het kantoor van de huisarts gesproken had, zodat hij nu het telefoonnummer uit zijn hoofd wist.
“Met mevrouw de Vries” Klonk het aan de andere kant van de lijn.
Mevrouw de Vries. Dacht Stefan. Zo heet mijn huisarts toch helemaal niet?. Ineens viel het kwartje.
“Sorry verkeerd verbonden.” Zei hij en hing snel weer op.
De tweede keer was echter ook niet echt succesvol, Hij kreeg een bandje met daarop de stem van de assistent die Stefan vertelde dat het Zaterdag was en dat je voor dokterszaken naar nummer ….. moest bellen, maar Stefan kon in die korte periode niet eens een pen en papiertje vinden laat staan dat hij het kon lezen. Het heeft toch geen zin. Bedacht hij. Ik weet niet eens die huisartsenpost te vinden.
Dan moet ik maar naar het ziekenhuis.
Stefan hing de telefoon op trok zijn kleren verkeerd om aan, die nog een uur in de wind stonken vanwege de kots en alcohol van gisteravond, en met zijn schoenzolen de rest van de punaises opruimend stuiterde hij de trap af op weg naar de buitendeur.
Eenmaal buiten aangekomen wist hij niet meer zo goed welke kant de bushalte op was, misschien was dat wel omdat hij meestal met de auto ging en een hekel aan het openbaar vervoer had.
Toevallig liep er net iemand voorbij, als hij tenminste zijn oren mocht vertrouwen. En met nog met een hese stem overgehouden van gisterenavond, vroeg hij de persoon in kwestie. “Weet u misschien waar de bushalte is?” “Daar staat die zie je hem niet?” Vroeg de stem op een beetje sarcastische toon .
“Welke kant is dat dan? Ik kan helaas niet zo goed zien.” Verklaarde Stefan echt niet wetend welke kan hij op moest kijken.
“O, sorry je kan niets zien” zei de stem. De persoon waarschijnlijk een vrouw wees met haar hand de kant op welke Stefan moest oplopen.
Van haar tweede begaande fout bijgekomen duwde de vrouw stinkende Stefan de juiste richting in.
Langs de muur vooruit schuivend kwam volgens de oren van Stefan het bushalte hokje al aardig in zicht.
En zijn oren de leidende factoor gevend en trots op zijn nieuwe verworven kracht stak hij zelfverzekerd over om naar het bushalte hokje toe te lopen.
De bonk kwam eerder dan de pijn toen hij met zijn neus tegen het hokje aanliep, maar als een stoere vent die geschikt is voor het leger, niets van het fenomeen aantrekkend liep hij om het bushaltehokje heen om de ingang te vinden.
“Kan iemand mij vertellen welke bus ik moet hebben naar het sint Lucius ziekenhuis” Schreeuwde Stefan in een vragende vorm toen hij in het hokje onder het afdakje stond.
Niemand antwoordde, dus Stefan ging er maar vanuit dat er niemand in het hokje bij hem stond.
Na een minuut of vijf stopte er een bus en Stefan ging al voelend langs de zijkant van de bus die eigenlijk al twee weken terug in de wasstraat gewassen had moeten zijn, naar de deur en vroeg aan de chauffeur.
“Weke bus gaat er naar het sint Lucius ziekenhuis”<br>“Dat is de bus 22” Zei de chauffeur.
“Oké bedankt.” Zei Stefan, en hij nam afstand van de bus en ging weer in het bushaltehokje zitten. En net op het moment dat hij ging zitten voelde hij het schaamrood op zijn wangen verschijnen.
Een anderhalf uur later gevoel stopte dan eindelijk een tweede bus. Stefan liep nogmaals naar de buschauffeur en vroeg.
“Welke bus is dit?” “Hier stopt alleen maar lijn tweeëntwintig jongeman.” Zei de buschauffeur.
“Hoeveel kost een kaartje naar het sint Lucius ziekenhuis?”
“Kost 2,20 euro” Zei de chauffeur.
Naar zijn portemonnee zoekend bedacht Stefan zich ineens dat hij deze thuis had laten liggen omdat hij in zijn alle haast naar beneden gekletterd was.
Hij vertelde de chauffeur van zijn probleem, en die was zo sociaal opgevoed dat Stefan voor gratis mocht meerijden zolang hij maar achterin de bus ging zitten.
In zijn zorgen weggedommeld niet wetend hoe lang hij over de busrit gedaan had, hoorde hij ineens de buschauffeur omroepen.
“Sint Lucius ziekenhuis.” Stefan stond op en liep naar de deur. Hij liep te treden naar beneden en toen hij net de laatste tree had verlaten hoorde hij de buschauffeur hem nog naroepen dat het ziekenhuis wel aan de andere kant van de weg was. Waar Stefan hem erg dankbaar voor was.
Stefan liep naar het geluid van de tikkende stoplichten toe. Wonder boven wonder ging dat allemaal zo goed dat hij naast de ANWB paal kwam te staan zonder overreden te worden door een automobilist. Het volgende probleem deed zich immers aan, Stefan wist niet meer of het langzaam tikken nou betekende dat je mocht oversteken of dat het toch dat snel tikkende geluid was.
Maar op zijn zintuigen vertrouwend had Stefan een snelle oplossing gevonden, hij luisterde gewoon naar de auto’s en het ritme van het tikken. Een plus een is twee en Stefan had de link al snel gelegd.
Ja dat blind zijn kreeg hij al aardig onder de knie. Dacht Stefan, of was het zijn kop in combinatie met die kater die misschien een beetje aan het opklaren was?
Eenmaal zonder kleerscheuren bij de eerste hulp aangekomen, Vroeg de vrouw achter de toonbak
“Zo kom je die tien strippenkaart vol maken Stefan?”
“Mijn ogen zitten een beetje aan elkaar geplakt.” Antwoordde hij lachend tegen Trudie, de zaterdag hulp die hij in de loop van het jaar al aardig had leren kennen.
“Hoe heb je dat dan voor elkaar gekregen?” Vroeg ze.
“Ik was mijn vaas aan het plakken met seconden lijm en toen kreeg ik jeuk in mijn ogen.” “Met een potje bier naast de televisie zeker” Maar dat hoorde Stefan niet omdat ze dat op een zeer zachte toon zei die alleen zijzelf kon verstaan.
“Jij hebt ook altijd wat hè? Nou kom maar mee dan” Zei Trudie, en duwde Stefan in een rolstoel die ze een wachtkamer binnen rolde.
Na ongeveer drie uur wachten, en anderhalf uur met zijn ogen in een bakje met stinkend spul geweekt te hebben stond Stefan al weer buiten. Maar dan wel met geopende ogen.
Hij zag nog wel steeds wazig, maar dat zou met een dag of twee over moeten gaan had de dokter verteld.
Maar hij kon tenminste weer dingen onderscheiden. En dat was op zich al een wereld van verschil.
Zich opeens bedenkend dat hij nog steeds geen cent op zak had begon Stefan aan de voettocht naar huis waar hij tegen zonsondergang aankwam. Iets waar hij dolblij mee was, want in het donker had was hij weer net zo stekeblind geweest als daarvoor.
Eenmaal binnengekomen liep hij naar boven en liet hij zich op zijn bed storten, hij was te vermoeid om zijn kleren uit te trekken.
Hij verviel in een diepe droomloze slaap.